Herzele 1050
Bij de viering van het 1050-jarig bestaan van Herzele besteden we voor een deel aandacht aan het historisch erfgoed van de gemeente, namelijk de kastelen, de molens en de brouwerijen. Er is uiteraard veel meer te vertellen. In Herzele bevinden zich immers een belangrijk aantal historische boerderijen, kapellen en kerken en over elk dorp zijn prachtige verhalen te vertellen.
Het toponiem Herzele
Volgens dr. L. Van Durme heeft het vroegmiddeleeuwse element *heir of *heer de betekenis van leger, legereenheid, terwijl het element *Sali, nu als zele, zeel, de betekenis had van 'tijdelijk verblijf'. Herzele betekent dus 'tijdelijk verblijf van een legereenheid'.
De plaatsnaam Hersele komt voor het eerst voor in een Latijnse begiftigingsakte van 21 augustus 972, waarbij een zekere Stefanus de schenking bezegelt van een lokaal eigendom aan de Sint-Pietersabdij van Gent.
In de loop van de geschiedenis kennen we de o.a. de schrijfwijzen: Hersele (972), Herzella (1147), Arsele (1213), Hersela (1219), Herresele (1330), Heerzeelle (1394) en Herzele (1663).
Kastelen
Mottekastelen
In het centrum van de deelgemeente Ressegem bevindt zich het omwalde opperhof van een verdwenen mottekasteel uit de late 11e eeuw, lokaal De Wal genoemd. Het aanpalende neerhof is volledig verdwenen. De resten van dit mottekasteel zijn één van de best bewaarde voorbeelden uit Oost-Vlaanderen.
Naar sporen van het mottekasteel van Sint-Antelinks moet je wel even zoeken. Andere mottekastelen (Hillegem en Steenhuize) zijn volledig verdwenen en enkel te lokaliseren aan de hand van oude kaarten.
De burcht van Herzele
De eerste heren van Herzele bewoonden een versterking, waarvan momenteel geen duidelijke sporen zijn gekend. Misschien heeft de huidige geometrisch burcht uit de 13e eeuw zich ontwikkeld uit een oudere donjon (gelegen in de zuidwestelijke burchtzone). Zonder archeologisch onderzoek is dit echter moeilijk te verifiëren. We dienen er immers ook rekening mee te houden dat de donjon en de burcht uit dezelfde fase dateren.
In 1380 wordt de burcht zwaar beschadigd door de graaf van Vlaanderen, als represaillemaatregel tegen de heren van Herzele, die zich hadden opgesteld aan de zijde van de opstandige Gentenaars. In 1579 wordt de burcht gedeeltelijk in puin geschoten door de Spanjaarden, opnieuw als een represaillemaatregel, dit keer gericht tegen de protestantsgezinde Pierre de Melun, de toenmalige heer van Herzele. De resterende gebouwen bleven bewoond tot 18de eeuw, o.a. door de baljuw.
Door aankoop en vererving komt het heerlijk domein Herzele in handen van verscheidene adellijke families. De laatste privé-eigenaar, graaf du Parc Locmaria, verkoopt in 1969 de burchtruïne met de omliggende gronden aan de gemeente Herzele. De funderingen en de walgracht worden vanaf 1970 blootgelegd en geconsolideerd, terwijl een woontoren wordt gerestaureerd. Intussen zijn opnieuw dringende herstellingen in voorbereiding.
Het kasteel van Steenhuize
De vroegste vermelding van de heren van Steenhuize loopt terug tot het midden van de 12e eeuw. Deze vroegste heren zijn eigenaar van een mottekasteel, dat ten oosten van het huidige kasteel gelegen was.
Jan van Steenhuize (ca. 1424-1443) noemt zich prins van Steenhuize. Zijn zus Maria volgt hem op en huwt met Jan IV van Gruuthuse, waardoor deze Brugse familie eigenaar wordt van het prinsdom Steenhuize. Later komt het goed achtereenvolgens in handen van de familie Egmont en de familie Richardot, Jeanne Richardot bouwt in 1628/30 het huidige kasteel op de plaats van een middeleeuws slot. In de kelders zijn de vroegere structuren nog aanwezig.
Achtereenvolgens worden de families de Bournonville, De Wolff , DHane de Steenhuyse en De Frenne de nieuwe eigenaars. In 1978 verwerft de investeringsmaatschappij De Eik nv, een groep rond de familie Van Waeyenberge, het kasteel en het park en laten het grondig restaureren.
Het kasteel Van De Woestijne/du Parc-Locmaria
Baron Théophile Van de Woestijne, erfgenaam van het domein Herzele en later diplomaat, senator en burgemeester, start in 1847 met de bouw van het kasteel op de Molenkouter. Zijn echtgenote M. F. gravin de Liedekerke de Pailhe is hofdame van de koningin. Via huwelijk komen het kasteel en de bijhorende gronden nadien in handen van de familie du Parc Locmaria. Het kasteel werd net voor WOI verbouwd tot haar huidige, nog bestaande vorm en uitzicht. Een van de huidige erfgenamen, namelijk Hadelin du Parc Locmaria, bewoont momenteel het kasteel.
Het kasteel van Woubrechtegem
In 1763 koopt ridder Anthon Louis de Waepenaert het hof Ter Middelerpen in Woubrechtegem. Omstreeks 1780 bouwt hij op het zuidoostelijk deel van de hoevegronden een kasteel, eigenlijk eerder een buitengoed. Aansluitend legt hij een prachtig park aan. Tot 1851 blijft het kasteel in handen van de familie de Waepenaert. Nadien wordt markies Gasparo Michel Pagani de la Torre, via huwelijk, de nieuwe eigenaar. Hij is een vermaard wiskundige en professor aan de universiteiten van Leuven en Luik.
Later koopt Constant de Kerckhove het kasteel. Zijn erfgenamen blijven eigenaar tot in 1938. Dan koopt de familie Désiré Van der Biest-Callebaut het gebouw en de omliggende gronden en baat er een landbouwbedrijf uit. Momenteel is de familie Stefaan Van der Biest-Browaeys de huidige eigenaar.
Het schepenhuis of de halle
Op de plaats waar nu het schepenhuis staat stond vroeger de halle van de heerlijkheid Herzele. Het was een vrijstaande toren met o.a. een schepenzaal waar de vierschaar werd gespannen.
In 1778 wordt Emanuel graaf de Lichtervelde, de toenmalige heer van Herzele, eigenaar van het gebouw. Het wordt vernieuwd en verrijkt met een prochiehorloge en een prochieklok.
Volgens een document uit 1790 blijven de gemeentelijke diensten in het schepenhuis aanwezig, maar wordt het gebouw eveneens gebruikt als woonvertrek en als cabaret (drankgelegenheid).
In 1843 wordt het schepenhuis tijdelijk bewoond door Theophile Van de Woestijne en zullen de gemeentelijke diensten worden verplaatst naar de Kerkstraat. Verscheidene huurders volgen elkaar op. Uiteindelijk koopt het gemeentebestuur in 1947 het schepenhuis aan.
Windmolens
De houten graanwindmolen Te Rullegem (Herzele), een banmolen, bestaat reeds voor 1380. Tijdens dat jaar wordt hij vernield door het grafelijke leger. In 1393 wordt de molen volledig herbouwd. Vanaf dan wordt de molen regelmatig genoemd in renteboeken, landboeken, oorkonden, leendenombrementen en in allerlei akten.
Na de Tweede Wereldoorlog stopten de activiteiten. In 1962 wordt de molen een beschermd monument en in 1966 volgt een grondige restauratie. In 1987 wordt Alain Goublomme de nieuwe eigenaar. Later komt Johny De Pelseneer (+), meester-molenaar, zijn collega Alain vervoegen. Samen bouwen ze naast de windmolen een rosmolen.
De Buysemolen (Sint-Antelinks) is een houten staakwindmolen. Hij is genoemd naar de laatste eigenaar, de familie Buyse. De oudste verwijzing dateert uit 1428. De molen was toen eigendom van de Ninoofse abdij en wordt gedurende eeuwen verpacht. Tijdens de Franse periode worden kloosters en abdijen afgeschaft en hun eigendommen verbeurd verklaard. De molen van Sint-Antelinks komt als zwart goed in handen van een zekere Odeyn, die koopt voor rekening van De Gheest uit Aalst.
In 1817 koopt de familie Buyse de molen. De windmolen blijft tot 1949 draaien. In 1975 wordt hij overgedragen aan de Belgische Staat. Amper een jaar later valt de molen ten gevolge van houtrot om. In 2004 krijgt het gemeentebestuur - onder impuls van schepen van cultuur L. Hoorens - de molen (of wat er van overblijft) in erfpacht. Er wordt een restauratiedossier opgestart en in augustus 2009 viert de Herzelenaar tijdens de molenfeesten de officiële opening van de vernieuwde Buysemolen.
De molen Ter Rijst (Herzele), een zgn. stenen grondzeiler, wordt in 1794 gebouwd in opdracht van Bernardus Van Daelem. Door geldgebrek dient hij de onafgewerkte molen te verkopen. Er volgen verscheidene eigenaars. In 1974 wordt de molen beschermd als monument. De vzw Vrienden Molen ter Rijst Herzele krijgt de molen in 1975 als geschenk van de weduwe van de laatste eigenaar. In 2020 neemt de gemeente het beheer van de molen over.
Brouwerijen
Brouwerij De Ryck wordt in 1886 opgericht door de voormalige leerlooier Gustaaf De Ryck, die de brouwersstiel aanleert in het Duitse Bremen. Onder de benaming De Gouden Arend richt hij even later een brouwerij op nabij de kerk van Herzele. Tijdens de Eerste Wereldoorlog worden de brouwactiviteiten gedwongen gestaakt. In 1920 komt een herstart onder de naam Brouwerij De Ryck. Gekend zijn de bieren: De Ryck, Clement, Steenuilke en Arend (in verscheidene varianten).
Brouwerij Van Den Bossche ontstaat in 1897 op het huidige Sint-Lievensplein in Sint-Lievens-Esse. De brouwerij wordt gebouwd door Arthur Van Den Bossche op de grond van de ouderlijke boerderij, die daarvoor grotendeels wordt afgebroken. Na het overlijden van Arthur in 1925 bouwen zijn echtgenote en hun zonen Willy en Marc Van den Bossche het bedrijf verder uit. In 1981 wordt Ignace Van den Bossche, zoon van Marc, de nieuwe zaakvoerder. Sinds 2015 is de vierde generatie actief in de brouwerij. Deze brouwerij staat gekend om hun Buffalo, Pater Lieven, Livinus en Lamoral.
BEECKMANS L., Kastelen in Herzele, Tijdschriftbijlagen De Hellebaard vzw, 2009, 1 (Ressegem), 2012, 3 (Herzele), 2013, 3 (Steenhuize), 2014, 2 (Sint-Antelinks), 2016, 3 (Woubrechtegem).